Tronies oproepen in wolken van kleur

auteur Hendrik van Leeuwen

Willem Goedegebuure, Zonder Titel 1999, 70x60 cm.

Het is een oeroud fenomeen. Herkenbare figuren in de wolken zien. Je ligt op je rug in het gras, zomaar wat te niksen want de geest moet leeg zijn, en plotseling doemt er in de optocht van stapelwolken een kleine circusparade op. Je kunt het niet sturen. Een kameel kan gevolgd worden door een gezicht of iets dat op een zeilschip lijkt, maar het toch net niet is. Waarom kent iedereen dat fenomeen?

Hoewel het slechts een luchtig tijdverdrijf is, een spel van het brein dat gelijkenissen zoekt in de kaartenbak met opgeslagen beelden, ligt er een diepere betekenis aan ten grondslag, namelijk de neiging om de natuur als bezield te ervaren. Bij primitieve stammen komt dat nog ongefilterd aan de oppervlakte. Zij vertalen hun ontzag voor onweer in een dondergod en leven, zoals dat heet, in een animistische wereld (anima is het Latijnse woord voor ziel). Alles, van eikenboom tot zuidwester, is in hun ogen doordrenkt van een levenskracht die wij ook in onszelf ervaren. De ziel, waar de poëzie het nog altijd over heeft.

Poe

Voor de exacte wetenschap bestaat de ziel echter niet, want hij is niet te lokaliseren. In een sterk verhaal van Edgar Allen Poe wordt een stervende man gewogen vlak voor en direct na zijn dood. Het verschil is een paar gram. Zelfs als dat experiment ooit is nagedaan, dan nog zal het verschil in andere termen verklaard zijn dan het uitvliegen van de menselijke ziel. Dankzij de wetenschap heeft de wereld veel van haar magie verloren. We weten nu dat de natuur volmaakt onverschillig is. Dat de barsten in een steen het gevolg zijn van hitte en kou, van uitzetting en krimp. En toch kan een patroon in steen, hout, wolken of zelfs behang in een flits gelijkenis vertonen met iets dat uit onszelf opdoemt. Het grijpt ons aan, omdat het instinctief appelleert aan een geloof in de ziel.

Omslagpunt

De schilderijen en tekeningen van Willem Goedegebuure doen een beroep op dit vermogen. In een baaierd van vleestinten of kronkelende krijtlijnen herkennen we al snel het gezicht van een Rembrandteske figuur. Mond, ogen, neusgaten: het brein heeft weinig nodig om te beslissen dat dit een gezicht voorstelt. Daarmee zou voor de kijker de kous af kunnen zijn, maar het verhaal van Goedegebuure (1953) reikt verder. Waarom werkt hij zo? Een serieus kunstenaar doet niet zomaar iets met verf. Zowel in de wetenschap als in de kunst moet men rekening houden met het werk van voorgangers en wie de kunstgeschiedenis een beetje kent, weet dat het schilderen - 'het plaatjes maken in verf' - een verdachte zaak is geworden, zelfs al diverse malen is doodverklaard. Een belangrijk omslagpunt werd in de jaren ‘60 bereikt door Robert Ryman. Hij beweerde dat een schilderij - nuchter bekeken - niets anders was dan een kwestie van verf en drager. Witte kwaststreken op een wit doek: dat moest het ultieme schilderij zijn. Veel goeie kunstenaars hebben een zwak voor Ryman, omdat hij zo radicaal was en er desondanks poëzie in zijn werk zit. Die witte kwaststreken zijn namelijk wel bloedmooi. Goedegebuure staat dicht bij Ryman. Hij heeft een passie voor schilderen en wil iets met verf, maar wat? Het wantrouwen tegen mooie plaatjes is terecht. Bovendien is hij van origine een nuchtere Zeeuw. Een man van de eilanden waar met weinig woorden wordt geleefd. Men verbouwt groente en bakt brood. Men wordt geboren, wordt oud en sterft. Alles spreekt er voor zich, dus wat moeten we met de verbeelding?

Zoals Goedegebuure zelf zegt: "Ik krijg geen boodschap door van boven wat ik moet schilderen". Zijn oplossing is om - na Ryman - de voorstelling langzaam terug te brengen in het schilderij. Hij laat de kwast vrijer waaien en schept wolken van vleestinten waar bijna ongemerkt een herkenbare figuur in sluipt. Verf blijft verf. Maar het is een fascinerende moment als kleur plotseling overgaat in vorm: een herkenbaar beeld. En dan komen we toch dicht in de buurt van bezielde wolken.

Frenhofer

Zijn we er nu? Nee, het verhaal is nog interessanter. De titel van de tentoonstelling luidt 'Gesprekken met Frenhofer'. Dat verwijst naar een novelle, in 1845 door Balzac geschreven, die veel invloed heeft gehad op de moderne kunst. Cézanne was er idolaat van, Picasso ook. Voor Goedegebuure is het een richtinggevend verhaal geworden.

Wat Balzac wilde duidelijk maken met 'Het onbekende meesterwerk' was het verschil tussen mooie plaatjes en levensechte kunst.Onder het credo “Men moet de natuur niet nabootsen, maar haar zien uit te drukken (…) De geest, de ziel, het karakter van de dingen en de levende wezens moeten wij grijpen” is de fictieve schilder Frenhofer al tien jaar bezig het ultieme schilderij te maken. Zo verpletterend goed dat het schilderij werkelijk leven weergeeft, zelf leven is. Frenhofer kan messcherp duidelijk maken waar gerenommeerde collega's tekort schieten (en vertelt daarbij behartenswaardige dingen over vorm en kleur) maar zijn meesterwerk wil hij niet aan de openbaarheid prijsgeven. Is het werkelijk volmaakt? Als hij zich laat overhalen om het doek toch aan twee vrienden te tonen, zien ze tot hun verbijstering niets anders dan een chaos van kleuren en lijnen.

Frenhofer heeft zoveel subtiliteiten over elkaar heen geschilderd dat de vrouwenfiguur, die hij tot leven wilde wekken, volkomen zoekgeraakt is in de verf. Ergens in een hoek resteert nog een goddelijke voet, inderdaad verbijsterend levensecht...

Rembrandt

Balzac typeert deze tragische schilder als een Rembrandteske figuur. Wilde hij erop wijzen hoe ruig de Hollandse meester met de verf kon omspringen? En er toch in slaagde om het gevoel van 'levensecht' op te roepen? Goedegebuure vat het wel zo op.Hij laat Rembrandts studies van gezichtuitdrukkingen - de zogenaamde tronies - door zijn schilderijen heen schemeren.

Die lachende, brallende, hoogst verbaasde tronies: het waren heftige pogingen om de starre pose leven in te blazen. Wij hebben daar nu het fototoestel voor en de schilder Goedegebuure maakt er op zijn manier gebruik van. Hij zoomt in op het onderwerp. De tronies in extreme close-up komen zelfs zo sterk op de kijker af dat hij wordt gedwongen om gepaste afstand te nemen. Pas dan kan hij het duel tussen verf en voorstelling onderscheiden. Goedegebuure wil iets essentieels aanraken. Abstractie of naturalisme, daar gaat het uiteindelijk niet om. Wat is levensecht? Hoe komt het stilstaande schilderij in beweging? Hoe schep je een bezield beeld?

Deze recensie verscheen in de Delftsche Courant op 25 maart 2000 naar aanleiding van de tentoonstelling "Gesprekken met Frenhofer" bij Galerie Lutz.